Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD8523

Datum uitspraak2002-01-11
Datum gepubliceerd2002-01-28
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers00/4174
Statusgepubliceerd


Indicatie

Baatbelasting gemeente Zandvoort. De 73 eigenaren van gebate panden kunnen kiezen voor het sluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst met de gemeente. 59 eigenaren kiezen daarvoor en krijgen dan bij betaling in 1997/1998 een korting van ruim 50%. Aan de overige 14 eigenaren wordt in 2000 een aanslag baatbelasting opgelegd voor het volle bedrag. Hof: Dat leidt tot onaanvaardbare verschillen tussen overigens vergelijkbare gevallen (vgl. BNB 1978/142); tarief baatbelasting onverbindend.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Vierde Meervoudige Belastingkamer UITSPRAAK op het beroep van X te Zandvoort, belanghebbende, tegen een uitspraak van het waarnemend hoofd van de sector Middelen en Ondersteuning van de gemeente Zandvoort, verweerder. 1. Loop van het geding Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 12 december 2000 (…). Het beroep is gericht tegen de uitspraak van verweerder, gedagtekend 31 oktober 2000 en ver-zonden op 2 november 2000, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag baatbe-lasting herinrichting centrumgebied gemeente Zandvoort fase 1, aanslagnummer …, ten be-drage van ƒ 13.703,53 betreffende de onroerende zaak a-straat 1 te Zandvoort. Na bezwaar tegen de aanslag is deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd. Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van verweerder en primair tot vernietiging van de aanslag en subsidiair tot vermindering van de aanslag. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestre-den uitspraak. Ter zitting van 21 december 2001 zijn verschenen (…). 2. De Verordening 2.1. Bij besluit van 22 september 1998 heeft de raad van de gemeente Zandvoort de Verorde-ning baatbelasting herinrichting centrumgebied gemeente Zandvoort fase 1 vastgesteld (hier-na: de Verordening). De Verordening is bekendgemaakt in het Zandvoorts Nieuwblad van 21 oktober 1998. 2.2. De Verordening luidt, voor zover hier van belang: Artikel 1 Begripsomschrijvingen 1. Deze verordening verstaat onder: (...) c. de aanleg van voorzieningen: De werkzaamheden in ieder geval omvattende: 1. De aanleg van sierbestrating, inclusief eventuele grondwerken die daarvoor noodzakelijk zijn; 2. het aanbrengen van straatmeubilair zoals sierverlichting, banken, afvalbakken, fietsklemmen en goten; 3. de aanleg van voorzieningen voor een flexibele autotoegankelijkheid; 4. de aanleg van groenvoorzieningen; 5. de aanleg van aanvullende voorzieningen, eventuele noodzakelijke grondwerken daarbij inbegrepen, voor de onder 1 tot en met 4 genoemde voorzieningen; 6. overige werkzaamheden welke direct verband houden met de aanleg van de voorzieningen. Artikel 2 Belastbaar feit Onder de naam "baatbelasting herinrichting centrumgebied gemeente Zandvoort fase 1" wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente bin-nen de zwart/rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 oktober 1998 zijn gebaat door de aanleg van voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur. Artikel 3 Belastingplicht 1. De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2 het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht; (...) 3. indien de lasten die zijn verbonden aan de aanleg van voorzieningen terzake van een onroerende zaak krach-tens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting terzake van die onroerende zaak niet geheven. Artikel 4 Maatstaf van heffing 1. De maatstaf van heffing is de uitkomst van de volgende formule: B x (Ta + (Tb x O) + (Tc x L)) waarin : B = de bestemmingsfactor bedoeld in lid 2 van dit artikel ; Ta = het vast bedrag per onroerende zaak bedoeld in artikel 5 onder a; Tb = het bedrag per vierkante meter kadastrale oppervlakte bedoeld in artikel 5 onder b; Tc = het bedrag per volle halve strekkende meter frontgevellengte bedoeld in artikel 5 onder c; O = het aantal vierkante meters kadastrale oppervlakte van de onroerende zaak, met dien verstande dat, indien de onroerende zaak een appartementsrecht betreft hiervoor in de plaats treedt het aantal volle vierkante meters vloeroppervlakte van de eerste bouwlaag met zijn erf; L = het aantal volle halve strekkende meters van de frontgevellengte van de onroerende zaak die grenst aan de straten die gelegen zijn binnen het op de in artikel 2 bedoelde kaart aangegeven gebied. 2. De bestemmingsfactor voor onroerende zaken welke ingevolge het bestemmingsplan: uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bestemd zijn voor woondoeleinden of maatschappelijke doeleinden tenzij beheerd door organen, instellingen en of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, is: nihil; voor overige onroerende zaken: 1. Artikel 5 Tarief De belasting bedraagt voor onroerende zaken, welke ingevolge het bestemmingsplan niet uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bestemd zijn voor woondoeleinden: a. per onroerende zaak: ƒ 3.874,50; b. per volle vierkante meter kadastrale grondoppervlakte ƒ 41,83; c. per volle halve strekkende meter ƒ 401,50. Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 15 jaren. (...) 3. de jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 15 jaren en een rentevoet van 6 procent; (…) Artikel 7 Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 8 Termijnen van betaling 1. De aanslagen moeten worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet; (...). Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking; 2. de datum van ingang van de heffing is 1 oktober 1998; 3. deze verordening wordt aangehaald als de "Verordening baatbelasting herinrichting centrumgebied gemeente Zandvoort fase 1". 2.3. De raad van de gemeente Zandvoort heeft op 28 mei 1996 een "Bekostigingsbesluit herin-richting centrumgebied Zandvoort " vastgesteld. Op 26 augustus 1997 is een "Aangevuld be-kostigingsbesluit herinrichting centrumgebied Zandvoort" vastgesteld. Voormelde besluiten zijn bekendgemaakt in het Zandvoorts Nieuwsblad. 2.4. Het Aangevuld bekostigingsbesluit herinrichting centrumgebied Zandvoort houdt het vol-gende in, voor zover hier van belang: 1. De gemeente zal de kosten van herinrichting van het centrumgebied van Zandvoort middels het afsluiten van exploitatieovereenkomsten krachtens de Exploitatieverordening gemeente Zandvoort, of ingeval niet tot het slui-ten van een overeenkomst kan worden gekomen via de heffing van een baatbelasting krachtens artikel 222 Ge-meentewet, welk per deelgebied afzonderlijk kan worden ingesteld, verhalen op de genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt zakelijk recht van de door deze voorziene gebate onroerende zaken. (…) 3. De kosten die worden verhaald bedragen maximaal 50% van de verhaalbare kosten van de gehele herinrichting van het centrumgebied, waarbij het kostenverhaal per deelgebied maximaal 100% kan bedragen. Onder de ver-haalbare kosten wordt in dit besluit verstaan het bruto investeringsbedrag te verminderen met de kosten van de vervanging van riolering, kabels en leidingen, de kosten van achterstallig onderhoud aan wegen, straten en plei-nen alsmede de ontvangen subsidiebedragen. (…) 5. Uiterlijk één maand voordat met de werkzaamheden in het deelgebied waarin de onroerende zaak is gelegen wordt aangevangen, zal de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt zakelijk recht van die onroeren-de zaak een aanbod ontvangen voor een exploitatieovereenkomst. 6. Bij de berekening van de exploitatiebijdrage wordt uitgegaan van de gewaarmerkte begroting van kosten en opbrengsten die bij dit besluit is gevoegd. (…) BEGROTING KOSTEN EN OPBRENGSTEN BEHOREN BIJ HET AANGEVULD BEKOSTIGINGSBESLUIT NUMMER 102 D.D. 27 augustus 1997 TOTAAL KOSTENOVERZICHT VOOR ALLE FASEN Bruto-inv. Hfdriool K&L ond.wegen subsidie netto-inv. Fase 1. F 2,613 F 0,251 F 0,033 F 0,147 F 0,155 F 2,027 Fase 2. F 3,112 F 0,892 F 0,112 F 0,282 F 0,130 F 1,696 Fase 3. F 3,092 F 0,160 F 0,103 F 0,129 F 0,191 F 2,509 Fase 4. F 2,460 F 0,167 F 0,093 F 0,055 F 0,152 F 1,993 AF: beheersplan en ondersteuning baatbelasting F 0,127 Totaal F 11,277 F 1,470 F 0,341 F 0,613 F 0,627 F 8,098 * A min B min C min D min E = F * 50% voor rekening van de gemeente en 50% voor rekening van de eigenaren van de onroerende zaken (privaat-rechtelijk of uit baatbelasting). 50% van F 8.098.000 geeft F 4.049.000 Bij de toerekening van de kosten aan de individuele onroerende zaken dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen. a. De kosten van herinrichting worden als volgt verhaald: 20% middels de heffingsfactor vast bedrag per onroerende zaak 40% middels de heffingsfactor vierkante meter kadastrale grondoppervlakte van de onroerende zaak; 40% middels de heffingsfactor volle halve strekkende meter frontgevellengte van de onroerende zaak. (...) In het kostenoverzicht staat 'K&L' voor kabels en leidingen en 'ond.wegen' voor achterstallig onderhoud aan wegen, straten en pleinen. 3. Tussen partijen vaststaande feiten 3.1. Belanghebbende is - en was ook op 1 oktober 1998 - eigenaar van de onroerende zaak a-straat 1 te Zandvoort (hierna: het pand). Het pand heeft geen woonbestemming en ligt binnen het op de bij de Verordening behorende kaart omlijnde gebied. Aan belanghebbende is met toepassing van de Verordening met dagtekening 5 januari 2000 een aanslag baatbelasting 1998 opgelegd, berekend als volgt: vast bedrag ƒ 3.874,50; kadastrale grondoppervlakte 91 m² x ƒ 41,83; frontgevellengte 7,5 m x ƒ 401,50/0,5 m; bedrag ƒ 13.703,53. 3.2. Op 11 september 1997 heeft de gemeente aan belanghebbende een concept-Exploitatieovereenkomst herinrichting centrum gemeente Zandvoort fase 1, gedateerd 20 ok-tober 1997, toegezonden. Volgens die overeenkomst verplicht belanghebbende zich een finan-ciële bijdrage aan de kosten van de herinrichting voor fase 1 te betalen van ƒ 13.703,53. Dit bedrag is op dezelfde wijze berekend als het hiervoor onder 3.1. vermelde aanslagbedrag. Artikel 4, lid 3, van de overeenkomst luidt: "De gemeente verleent de exploitant indien hij zijn bijdrage tijdig voldoet een eenmalige ver-mindering van zijn bijdrage ad Fl. 7.016,21." Deze vermindering is gelijk aan 51,2% van de verschuldigde bijdrage. Betaling dient plaats te vinden binnen één maand na de aanvang van de aanleg van de voor-zieningen (= 20 oktober 1997) dan wel, indien de overeenkomst is aangegaan na de aanvang van de aanleg van de werkzaamheden, binnen twee weken na het aangaan van de overeen-komst. Betaling in 5, 10 of 15 jaarlijkse termijnen behoort eveneens tot de mogelijkheden. Ter bere-kening van de termijnbedragen is, zo is ter zitting verklaard, een rekenrente van 6% gehan-teerd. 3.3.1. De te verhalen uitgaven voor de voorzieningen in fase 1 hebben blijkens het ter zitting door verweerder overgelegde overzicht ƒ 1.904.748,97 bedragen. De opbrengsten bedragen volgens dat overzicht ƒ 1.456.355,89, gespecificeerd als volgt: besparing op onderhoud ƒ 147.000,00 subsidie ƒ 155.000,00 baatbelasting 14 aanslagen ƒ 232.285,41 exploitatieovereenkomsten 59 ovk ƒ 922.070,48 3.3.2. Tegen 6 aanslagen baatbelasting zijn beroepszaken aanhangig gemaakt, alle behandeld ter zitting van 21 december 2001. 3.3.3. Op de onder 3.3.1. vermelde opbrengst van 59 exploitatieovereenkomsten ad ƒ 922.070,48 zijn de verleende verminderingen niet in aftrek gebracht. Namens verweerder is ter zitting verklaard dat uit hoofde van de exploitatieovereenkomsten in 1997 en 1998 na af-trek van de verleende verminderingen ƒ 471.661 is betaald en dat nadien slechts enkele ter-mijnbetalingen volgen. 3.4. Voorafgaande aan de herinrichting van het centrum heeft de gemeente inspraakrondes georganiseerd. Daarbij is namens de gemeente onder meer verklaard dat de bijdrage in de kosten van herinrichting op grond van de exploitatieovereenkomst of van de baatbelastingver-ordening fiscaal aftrekbaar is. 4. Geschil Tussen partijen is in geschil of de Verordening verbindend is en, zo ja, of de aanslag moet worden verminderd. 5. Standpunten van partijen Voor de motivering van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken. Ter zitting is daaraan toegevoegd, zakelijk weergegeven: 5.1. namens belanghebbende: Als de belanghebbenden hadden geweten dat de baatbelasting niet, althans niet ineens, aftrek-baar was, zouden zij voor een goedkopere herinrichting hebben gekozen. Het grote aantal exploitatieovereenkomsten (meer dan 80%) is wellicht te verklaren uit de grote korting die daarbij werd gegeven. Omdat belanghebbende de verbindendheid van de Verordening wil betwisten, komt hij niet voor korting in aanmerking. (…) 5.2. namens verweerder: Over de aftrekbaarheid van de baatbelasting is pas in 1997 op een inspraakavond gesproken. Reeds in 1995 is er door belanghebbenden op aangedrongen de heffingsmaatstaf vast te stel-len op de wijze die uiteindelijk is gehanteerd. (…) Herinrichten is geen onderhoud. Er is gekozen voor een hoogwaardige inrichting op advies van het vooroverleg met de ondernemers in het centrum. De fiscale aftrekbaarheid speelde daarbij geen rol. De gemeente is niet aansprakelijk voor de mededelingen over de fiscale af-trekbaarheid. Inzake fase 2 van de herinrichting vindt overleg plaats met de Belastingdienst. Er is primair gekozen voor het sluiten van exploitatieovereenkomsten. De baatbelasting vormt een vangnet. Tegen de 14 aanslagen lopen 6 beroepsprocedures. Uit hoofde van de exploitatieovereenkomsten is in 1997 en 1998 ƒ 471.661 betaald; nadien volgen slechts enkele termijnbetalingen. De korting bij betaling ineens was 51,2%. Bij beta-ling in termijnen is rekening gehouden met 6% rekenrente, net als bij de betaling in termijnen bij de baatbelasting. Tegenover de korting staat voor de gemeente het voordeel wegens voorfinanciering; de ge-meente rekende in zijn begroting toentertijd met 7,5 à 8% rekenrente. Ook is een voordeel dat de zaak bij exploitatieovereenkomsten administratief meteen rond is. Bij baatbelasting kunnen ook kosten worden opgeroepen door bezwaar- en beroepsprocedures en kunnen zich ook mu-taties inzake de zakelijk gerechtigden voordoen. De toegezegde vermindering bij prompte betaling mocht met het verschuldigde bedrag wor-den verrekend. Bij het sluiten van privaatrechtelijke overeenkomsten bestaat ook het gevaar dat deze niet na-gekomen worden; door het aanbieden van een korting bij prompte betaling wordt dit gevaar bestreden. Bij belastingaanslagen speelt dit geen rol omdat dan beslag kan worden gelegd bij niet-betaling. Er zijn meer exploitatieovereenkomsten gesloten dan destijds werd verwacht. Alle overeen-komsten zijn nagekomen, zodat in die gevallen geen aanslagen baatbelasting hoefden te wor-den opgelegd. 6. Beoordeling van het geschil 6.1. Ingevolge artikel 222, eerste lid, van de Gemeentewet kan een baatbelasting worden ge-heven waarbij de aan getroffen voorzieningen verbonden lasten geheel of gedeeltelijk worden omgeslagen over degenen die het genot hebben krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een onroerende zaak die door die voorzieningen gebaat is. Blijkens de tweede volzin wordt de baatbelasting niet geheven ter zake van onroerende zaken indien voormelde lasten krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan. 6.2. In de memorie van toelichting, blz. 75, bij de Wet van 27 april 1994, Stb. 419 (Kamer-stukken II 1989-1990, nr. 21 591, nr. 3), is omtrent die tweede volzin vermeld: "Indien de lasten ter zake van een bepaald object langs privaatrechtelijke weg worden verhaald wordt de belasting ter zake van dat desbetreffende object niet geheven. Op deze wijze wordt voorko-men dat oneigenlijke verschillen kunnen optreden in de mate waarin diegenen die langs pri-vaatrechtelijke weg betalen en diegenen die in de belasting worden betrokken, bijdragen in de kosten van de voorzieningen." 6.3. In artikel 222 van de Gemeentewet zijn de baatbelasting (oude stijl) en de bouwgrondbe-lasting samengevoegd tot één belasting. In artikel 274 van de Gemeentewet, waarin de bouw-grondbelasting destijds was geregeld, was op soortgelijke wijze bepaald dat kosten die krach-tens overeenkomst aan de gemeente zijn of worden voldaan, niet in de heffing mogen worden betrokken. Omtrent de reikwijdte van die bepaling oordeelde de Hoge Raad in zijn arrest van 3 mei 1978, nr. 18 776, BNB 1978/142, "dat de werking van dit voorschrift niet is beperkt tot het voor de hand liggende verbod om reeds krachtens overeenkomst verhaalde of te verhalen kosten nogmaals door het heffen van belasting te verhalen, doch dit voorschrift naar zijn strekking mede beoogt te voorkomen dat, voor wat betreft de bijdrage in de kosten, onaan-vaardbare verschillen zouden ontstaan tussen vergelijkbare, van de voorzieningen profijt trek-kende onroerende goederen, naar gelang ter zake van het goed kosten zijn of worden voldaan krachtens overeenkomst dan wel bouwgrondbelasting wordt geheven". 6.4. Gelet op de onder 6.2. geciteerde passage uit de wetsgeschiedenis van het huidige artikel 222, eerste lid, tweede volzin, van de Gemeentewet, is de strekking van dat voorschrift gelijk aan die welke blijkens BNB 1978/142 voor de bouwgrondbelasting gold. 6.5.1. Bij de totstandkoming van het herinrichtingsplan van de gemeente Zandvoort fase 1 is aan de 73 eigenaren van als gebaat aangemerkte onroerende zaken de keuze geboden om een bedrag, gelijk aan het bedrag dat als baatbelasting van hen zou worden geheven, te betalen, op welk bedrag bij betaling binnen de gestelde korte termijn een korting van 51,2% werd ver-leend. Aan degenen die daarop niet wensten in te gaan, bijvoorbeeld omdat zij meenden dat hun onroerende zaken niet waren gebaat of omdat zij het met de berekeningswijze niet eens waren, zijn dezelfde bedragen geheven bij wege van een baatbelasting. Tegenover voormelde korting van 51,2% stond voor de gemeente een rentevoordeel (en voor de belanghebbende een rentenadeel) omdat de verschuldigde bedragen reeds eind 1997 of begin 1998 moesten worden betaald, terwijl aanslagen baatbelasting eerst in het begin van 2000 werden opgelegd. Volgens verweerder ter zitting bedroeg dat voordeel 7,5 à 8% per jaar. Ook indien deze rentegevolgen over de wél verschuldigde (100 - 51,2 =) 48,8% van de bij-drage in aanmerking worden genomen en tevens acht wordt geslagen op enige in de admini-stratieve sfeer gelegen voordelen voor de gemeente, zoals die in de gedingstukken en ter zit-ting naar voren zijn gebracht, is naar 's Hofs oordeel sprake van een onaanvaardbaar groot verschil tussen de netto-bijdragen ingevolge de exploitatieovereenkomsten en de ingevolge de baatbelasting verschuldigde bedragen, zulks terwijl daarbij toch sprake is van vergelijkbare, door de voorzieningen in dezelfde mate gebate onroerende zaken. 6.5.2. Verweerder heeft nog gesteld dat de ingevolge de exploitatieovereenkomsten verleende verminderingen buiten beschouwing moeten worden gelaten, aangezien de heffingsgrondsla-gen van exploitatieovereenkomsten en baatbelasting gelijk zijn en slechts aan degenen die tijdig hun bijdrage uit hoofde van de exploitatieovereenkomst voldoen een "subsidie" wordt verstrekt, welke subsidie na voldoening door de contractant van het bruto-bedrag door de ge-meente aan hem wordt uitbetaald. Deze stelling is evenwel niet houdbaar. Uit de bewoordin-gen van de exploitatieovereenkomst blijkt dat de "subsidie" deel uitmaakt van het ingevolge de overeenkomst verschuldigde bedrag. Het Hof wijst er in dit verband op dat verweerder ter zitting bovendien heeft verklaard dat betrokkenen het bedrag van de vermindering met hun betaling mochten verrekenen. Op grond van een en ander is er geen reden het bedrag van de vermindering te plaatsen buiten het bedrag van de kosten dat wordt voldaan krachtens over-eenkomst in de zin van het onder 6.3. vermelde arrest van de Hoge Raad. 6.6. Het vorenstaande geldt evenzeer voor de gevallen waarin voor betaling in termijnen is gekozen, aangezien daarbij zowel bij de bijdragen ingevolge de exploitatieovereenkomsten als bij de baatbelasting een rekenrente van 6% is gehanteerd. De onderlinge verschillen blijven alsdan gelijk aan die welke onder 6.5. zijn vermeld. 6.7. Gelet op het vorenoverwogene is het in de Verordening vermelde tarief niet in overeen-stemming met het voorschrift van artikel 222 van de Gemeentewet en is de Verordening op dat punt onverbindend. De bestreden aanslag baatbelasting dient derhalve te worden vernie-tigd. De overige geschilpunten behoeven alsdan geen behandeling meer. 7. Proceskosten en griffierecht Nu belanghebbende in het gelijk is gesteld, acht het Hof termen aanwezig verweerder te ver-oordelen in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt het bedrag van de proces-kosten gesteld op € 966 (A.1 en 8. = 2 punten; C. factor 1,5 ; € 322 per punt). Gelet op de samenhang tussen de procedures met kenmerk 00/04174 en 00/04175 dient in de onderwerpelijke procedure € 483 te worden toegekend. Tevens dient het betaalde griffierecht ad ƒ 60 (= € 27,23) aan belanghebbende te worden ver-goed. 8. Beslissing Het Hof n verklaart het beroep gegrond; n vernietigt de uitspraak van verweerder en de daarbij gehandhaafde aanslag; n veroordeelt verweerder tot vergoeding aan belanghebbende van € 483 aan proceskosten en wijst de gemeente Zandvoort aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen; n gelast de gemeente Zandvoort het betaalde griffierecht ad € 27,23 aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak is vastgesteld op 11 januari 2002 door mrs. Schaap, Van Loon en Kruimel, in tegenwoordigheid van mr. Van de Merwe als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken. Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen een beroepschrift bij dit gerechts-hof (zie voor het adres de begeleidende brief). 2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd. 3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d. de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proces-kosten.