Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF3799

Datum uitspraak2002-11-19
Datum gepubliceerd2004-10-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers23-000781-02
Statusgepubliceerd


Indicatie

Medeplegen invoeren (via Schiphol) van ca. 14.747,0 gram van een materiaal bevattende cocaïne; Medeplegen invoeren (via Schiphol) van ca. 657,4 gram van een materiaal bevattende; Slachtoffer dwingen (door moeder onder controle te houden) tot het maken van een vliegreis naar Nederland; Medeplegen opzetheling DM en US dollars (waarde ca fl. 2.519.003,87) contant aanwezig in auto; Medeplegen voorhanden hebben van pistool in auto.
Hof gaat voorbij aan -ongeoorloofde- beperking van het hoger beroep.
78 maanden gevangenisstraf.


Uitspraak

arrestnummer rolnummer 23-000781-02 datum uitspraak 19 november 2002 tegenspraak Verkort arrest van het Gerechtshof te Amsterdam gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige strafkamer van de arrondissementsrechtbank te Haarlem van 15 februari 2002 in de strafzaak onder parketnummers 15/030716-00, 15/030774-01 en 15/031498-00 tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Colombia) op 3 juli 1974, opgevende te wonen te [adres], thans verblijvende in P.I. Flevoland, Huis van Bewaring Lelystad, 8233 HB Lelystad, Larserdreef 300. Beperkt appel Het hoger beroep van de verdachte moet blijkens mededeling ter terechtzitting in hoger beroep van 25 oktober 2002 aldus worden begrepen dat het niet is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15/030774-01 onder 1 tenlastegelegde. Aan het namens de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde betoog dat het hoger beroep zich evenmin richt tegen de beslissing van de rechtbank ten aanzien van het in evenbedoelde zaak onder 2 primair tenlastegelegde zal het hof voorbijgaan, aangezien een degelijke beperking van het hoger beroep in strijd is met het bepaalde in artikel 407 van het Wetboek van Strafvordering en de appelakte geen melding maakt van deze -ongeoorloofde- beperking. Het hoger beroep wordt derhalve aldus begrepen dat het mede betreft de beslissing van de rechtbank ten aanzien van het in meerbedoelde zaak onder 2 (te weten: primair en subsidiair) tenlastegelegde. Het onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 29 januari 2002 en 1 februari 2002 en in hoger beroep van 25 oktober 2002, 29 oktober 2002 en 5 november 2002. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht. De tenlastelegging Aan de verdachte is -voorzover in hoger beroep aan de orde- tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen, zoals op de terechtzittin-gen in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd, te weten de zaak met parketnummer 15/030716-00 ter terechtzitting van 8 september 2000 en de zaken met parketnummers 15/030744-01 en 15/031498-00 ter terechtzitting van 29 januari 2002. Van de dagvaardingen en van de vorderingen wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen. Het vonnis waarvan beroep Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen omdat het zich daarmee niet verenigt. De bewezenverklaring Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 15/030774-01 onder 2 primair is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, met dien verstande dat *Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15/030716-00 tenlastegelegde: onder 1 primair: hij omstreeks 17 juni 2000 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 14.747,0 gram van een materiaal bevattende cocaïne. onder 2 primair: hij in de periode van 28 mei 2000 tot en met 2 juni 2000 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 657,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne. *Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15/030774-01 tenlastegelegde: onder 2 subsidiair: hij omstreeks 5 november 1999 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen [slachtoffer 1], door enige feitelijkheid gericht tegen de moeder van [slachtoffer 1], wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen (te weten het onder begeleiding van verdachte en een mededader maken van een vliegreis naar Nederland en vervolgens de betaling door die [slachtoffer 1] van een geldbedrag), immers hebben verdachte en/of zijn mededader(s) [slachtoffer 2] (zijnde de moeder van [slachtoffer 1]) onder constante controle gehouden, waardoor een voor die [slachtoffer 1] zodanig bedreigende situatie is ontstaan dat hij zich daaraan niet kon en/of durfde te onttrekken. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15/031498-00 tenlastegelegde: onder 1: hij op 9 november 1999 in de gemeente Breda, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een hoeveelheid Duitse Marken en Amerikaanse dollars, met een totaalwaarde van ongeveer fl. 2.519.003, 87, voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van het voorhanden krijgen van die hoeveelheid geld wisten dat het door misdrijf verkregen geld betrof. onder 2 primair: hij op 9 november 1999 in de gemeente Breda, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool van het type FEG, voorhanden heeft gehad. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Hetgeen in de zaak met parketnummer 15/030716-00 onder 1 primair en 2 primair, in de zaak met parketnummer 15/030774-01 onder 2 subsidiair, en in de zaak met parketnummer 15/031498-00 onder 1, en 2 primair, meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De strafbaarheid van de feiten Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op: *Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15/030716-00 tenlastegelegde: onder 1 primair en 2 primair: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. *Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15/030774-01 tenlastegelegde: onder 2 subsidiair: Medeplegen van een ander door enige feitelijkheid gericht tegen een derde wederrechtelijk dwingen iets te doen. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15/031498-00 tenlastegelegde: onder 1: Medeplegen van opzetheling. onder 2 primair: Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is. De op te leggen straffen De arrondissementsrechtbank te Haarlem heeft de verdachte veroordeeld tot, kort weergegeven, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 78 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als de rechtbank in eerste aanleg heeft opgelegd. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte is omstreeks 17 juni 2000 samen met zijn mededader(s) betrokken geweest bij de invoer in Nederland van cocaïne. In dit geval betrof het de grote hoeveelheid van ruim 14 kilogram cocaïne, die verborgen was in placemats. Verdachte is voorts samen met zijn mededader(s) betrokken geweest bij de invoer van een proefzending die aan de eigenlijke cocaïnezending vooraf is gegaan. Cocaïne is een voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stof. Het gebruik van cocaïne is ook bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit. Voorts heeft verdachte zich samen met zijn mededader(s) omstreeks 5 november 1999 schuldig gemaakt aan dwang. Verdachte en zijn mededader(s) hebbe[slachtoffer 1]achtoffer 1] gedwongen met hen mee te reizen en hun geldbedragen te betalen, door de moeder van [slachtoffer 1] te gijzelen. Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn mededader(s) een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer, dat uit bezorgdheid om zijn moeder tot mede-werking werd gebracht. Verdachte heeft hierbij een initiërende rol gespeeld. Voorts heeft verdachte zich op 9 november 1999 samen met zijn mededader(s) schuldig gemaakt aan opzetheling van een geldbedrag met een tegenwaarde van ruim 2,5 miljoen gulden. Verdachte en zijn mededader(s) vervoerden dit geldbedrag contant in een auto. Vast is komen te staan dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig is geweest. Verdachte heeft op die manier het criminele circuit in stand gehouden en gestimuleerd. De verdachte heeft bij het plegen van dit feit kennelijk uit louter financieel gewin gehandeld, gelet op zijn verklaring ter terechtzitting in eerste aanleg van 29 januari 2002 dat [medeverdachte] hem had gevraagd om dat geld tegen een financiële vergoeding op te halen. Voorts heeft verdachte op 9 november 1999 samen met zijn mededader(s) een pistool voorhanden gehad. Dit vuurwapen werd aangetroffen in de auto waarin de verdachte en een mededader zich op dat moment bevonden. Het vuurwapen bleek bij onderzoek geladen en doorgeladen te zijn, en derhalve voor onmiddellijk gebruik gereed. Door een geladen vuurwapen voorhanden te hebben heeft verdachte een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen teweeggebracht. Alle omstandigheden, waaronder een de verdachte betreffend Uittreksel Justitieel Documentatieregister van 20 juni 2002, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld, in aanmerking nemend, is het hof van oordeel dat oplegging van een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur passend en geboden is. De toepasselijke wettelijke voorschriften De opgelegde straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 284 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 (oud) van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. De beslissing Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht. Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15/030774-01 onder 2 primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 15/030716-00 onder 1 primair en 2 primair, in de zaak met parketnummer 15/030774-01 onder 2 subsidiair, en in de zaak met parketnummer 15/031498-00 onder 1, en 2 primair, tenlastegelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 15/030716-00 onder 1 primair en 2 primair, in de zaak met parketnummer 15/030774-01 onder 2 subsidiair, en in de zaak met parketnummer 15/031498-00 onder 1, en 2 primair, meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 78 (ACHTENZEVENTIG) MAANDEN. Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht. Dit arrest is gewezen door de vierde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. De Winter, Verspyck Mijnssen en Hartsuiker, in tegenwoordigheid van mr. Van der Drift als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 november 2002.