Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO7435

Datum uitspraak2004-01-22
Datum gepubliceerd2004-04-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200358503
Statusgepubliceerd


Indicatie

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven, door samen met anderen meermalen met vuurwapens te schieten. Het schietincident vond plaats aan en op de openbare weg in de directe omgeving van een uitgaansgelegenheid, waar andere mensen aanwezig waren. Dezen werden daardoor ongewild met een schietpartij geconfronteerd en belandden in een levensgevaarlijke situatie, hetgeen getuigt van een geringschatting van de lichamelijke integriteit van anderen.


Uitspraak

rolnummer 2200358503 parketnummers 1009004002, 1009108503, 1010101402 en 1004387202 datum uitspraak 22 januari 2004 tegenspraak GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken ARREST gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 24 juni 2003 in de strafzaak tegen de verdachte: [naam] 1. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 8 januari 2004. 2. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding met parketnummer 1009004002, zoals op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering nader omschreven, en de inleidende dagvaarding met parketnummers 1009108503, 1010101402 en 1004387202 Van de nadere omschrijving tenlastelegging en de dagvaarding zijn kopieën in dit arrest gevoegd. Het hof heeft de feiten die in de nadere omschrijving tenlastelegging en de dagvaarding zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien. Het zal die nummering in dit arrest aanhouden. 3. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het onder 4, 6, 7, 8 en 9 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. 4. Omvang van het hoger beroep Het hoger beroep van de officier van justitie is blijkens de schriftuur, bedoeld in artikel 410 van het Wetboek van Strafvordering en de toelichting van de advocaat-generaal daarop, niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde. Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen. 5. Beoordeling van het vonnis Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. 6. Vrijspraak Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 5 is tenlastegelegd. De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken. 7. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4, 6, 7, 8 en 9 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt. Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. 8. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen. 9. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het onder 4 bewezenverklaarde levert op: Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. Het onder 6 bewezenverklaarde levert op: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A van de Opiumwet, gegeven verbod. Het onder 7 bewezenverklaarde levert op: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C van de Opiumwet, gegeven verbod. Het onder 8 bewezenverklaarde levert op: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. Het onder 9 bewezenverklaarde levert op: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C van de Opiumwet, gegeven verbod. 10. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 11. Strafmotivering De advocaat-generaal mr. Haverkate heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1, als medeplegen van doodslag, 2, als medeplegen van poging tot doodslag, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven, door samen met anderen meermalen met vuurwapens te schieten. Het schietincident vond plaats aan en op de openbare weg in de directe omgeving van een uitgaansgelegenheid, waar andere mensen aanwezig waren. Dezen werden daardoor ongewild met een schietpartij geconfronteerd en belandden in een levensgevaarlijke situatie, hetgeen getuigt van een geringschatting van de lichamelijke integriteit van anderen. Dit is een ernstig feit, dat gevoelens van grote angst en onrust bij zowel de slachtoffers als in de samenleving teweegbrengt. Voorts heeft de verdachte een vuurwapen met daarbij behorende munitie voorhanden gehad. De verdachte was daartoe onbevoegd. Vuurwapens worden meer en meer gebruikt bij het plegen van strafbare feiten. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens met daarbij behorende munitie. Daarnaast heeft de verdachte samen met anderen hoeveelheden cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht en vervolgens aanwezig gehad. Door zo te handelen heeft de verdachte een aandeel geleverd in de verspreiding van verdovende middelen. Daarbij heeft hij zich slechts laten leiden door financieel gewin en geen oog gehad voor de aanzienlijke risico's voor de volksgezondheid en de ernstige schade voor de samenleving die uit de handel in en het gebruik van dergelijke middelen kan voortvloeien. Ook heeft verdachte op een ander tijdstip nog een hoeveelheid cocaïne aanwezig gehad. Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 13 november 2003, meermalen is veroordeeld voor het plegen van misdrijven, onder meer vanwege de Wet wapens en munitie, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige bewezenverklaarde feiten te plegen. Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt. Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de eerste rechter opgelegde straf. Het is op deze grond en daarbij voorts gelet op de generale en speciale preventie dat het hof de hierna te vermelden zwaardere straf zal opleggen dan door de eerste rechter is opgelegd. 12. Vordering gevangenneming van de verdachte De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep van gevorderd dat het hof de gevangenneming ter terechtzitting zal bevelen terzake van de feiten 1, 2, 4 en 5 (met parketnummer 1009004002) op grond dat - wegens de vermoedelijk begane feiten een gevangenisstraf van tenminste twaalf jaren kan worden opgelegd en de rechtsorde ernstig door die feiten is geschokt, en - dat gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid een onverwijlde vrijheidsbeneming van verdachte vorderen, aangezien: - er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij zich opnieuw aan een misdrijf zal schuldig maken waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht enof algemeen gevaar voor goederen kan ontstaan. In hoger beroep is gelet op het onder 4 bewezengeachte feit komen vast te staan - dat gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid een onverwijlde vrijheidsbeneming van verdachte vorderen, aangezien: - er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij zich aan een misdrijf zal schuldig maken waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht enof algemeen gevaar voor goederen kan ontstaan. Gelet op het vorenstaande, en de artikelen 66, 66a, 67, 67a, 75 en 78 van het Wetboek van Strafvordering, zal het hof terzake van het onder 4 bewezenverklaarde feit (met parketnummer 1009004002) de gevangenneming van de verdachte bevelen en bepalen dat de voorlopige hechtenis zal worden ondergaan in de penitentiaire inrichting Rijnmond, huis van bewaring De IJssel te Krimpen aan den IJssel, of enig ander huis van bewaring hier te lande. Voor het overige wordt de vordering van de advocaat-generaal afgewezen, aangezien niet blijkt van ernstige bezwaren tegen de verdachte dat hij zich aan het hem tenlastegelegde onder 1, 2 en 5 heeft schuldig gemaakt, immers is hij door het hof van deze feiten vrijgesproken. 13. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 (oud) en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 (oud) en 10 (oud) van de Opiumwet. Beslissing Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 4, 6, 7, 8 en 9 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJF JAREN. Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht. Beveelt de gevangenneming van de verdachte terzake van het onder 4 bewezenverklaarde feit (met parketnummer 1009004002). Bepaalt dat de voorlopige hechtenis zal worden ondergaan in de penitentiaire inrichting Rijnmond, huis van bewaring De IJssel te Krimpen aan den IJssel, of enig ander huis van bewaring hier te lande. Dit arrest is gewezen door mrs. Horstink, Noordam en Van Strien, in bijzijn van de griffier mr. Hol. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 januari 2004.