Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ4194

Datum uitspraak2006-11-15
Datum gepubliceerd2006-12-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/700133-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig was en dat de als het directe gevolg van die aanhouding door de beide kinderen afgelegde verklaringen niet voor het bewijs mogen worden gebezigd.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Strafrecht Parketnummer: 03/700133-06 Datum uitspraak: 15 november 2006 Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 mei 2006 en van 1 november 2006 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats en datum verdachte], wonende te [adres verdachte]. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat 1. hij, verdachte, op of omstreeks 13 november 2005 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 95 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] op of omstreeks 13 november 2005 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag van 95 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan voornoemde [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of zijn/hun/haar mededader(s) en/of aan hem, verdachte, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 13 november 2005 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door voornoemde V. [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] met een auto te brengen naar een bejaardentehuis alwaar voornoemde [naam slachtoffer 1] woonachtig is en/of op voornoemde V. [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] in de auto te wachten om hen na het plegen van de feiten terug naar huis te brengen; meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: hij op of omstreeks 13 november 2005 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ongeveer 95 euro, in elk geval een hoeveelheid geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geld wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; 2. hij, verdachte, op of omstreeks 13 november 2005 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld (ongeveer 30 Euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] op of omstreeks 13 november 2005 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag van 30 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan voornoemde [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of zijn/hun/haar mededader(s) en/of aan hem, verdachte, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 13 november 2005 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door voornoemde [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] met een auto te brengen naar een tehuis alwaar voornoemde van [naam slachtoffer 2] woonachtig is en/of op voornoemde [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] in de auto te wachten om hen na het plegen van de feiten terug naar huis te brengen; meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: hij op of omstreeks 13 november 2005 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ongeveer 30 euro, in elk geval een hoeveelheid geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geld wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; 3. hij, verdachte, op of omstreeks 13 november 2005 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld (ongeveer 50 Euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] op of omstreeks 13 november 2005 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag van 50 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan voornoemde [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of zijn/hun/haar mededader(s) en/of aan hem, verdachte, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 13 november 2005 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door voornoemde [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] met een auto te brengen naar een bejaardentehuis alwaar voornoemde [naam slachtoffer 3] woonachtig is en/of op voornoemde [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] in de auto te wachten om hen na het plegen van de feiten terug naar huis te brengen; meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: hij op of omstreeks 13 november 2005 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ongeveer 50 euro, in elk geval een hoeveelheid geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geld wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; 4. hij, verdachte, op of omstreeks 14 januari 2006 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geld (ongeveer 250 Euro), in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] op of omstreeks 14 januari 2006 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag van 250 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan voornoemde [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of zijn/hun/haar mededader(s) en/of aan hem, verdachte, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 14 januari 2006 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door voornoemde [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] met een auto te brengen naar de plaats van het misdrijf en/of op voornoemde [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] in de auto te wachten om hen na het plegen van de feiten terug naar huis te brengen; meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: hij op of omstreeks 14 januari 2006 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ongeveer 250 euro, in elk geval een hoeveelheid geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geld wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof. De vrijspraak De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat 1. hij, verdachte, op 13 november 2005 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 95 euro toebehorende aan [naam slachtoffer 1]; 2. hij, verdachte, op 13 november 2005 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld (30 euro) toebehorende aan [naam slachtoffer 2]; 3. hij, verdachte, op 13 november 2005 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld (50 euro) toebehorende aan [naam slachtoffer 3]. De bewijsmiddelen De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De nadere motivering ten aanzien van het bewijs De raadsman heeft gesteld dat de aanhouding van de verdachte beschouwd moet worden als een aanhouding buiten heterdaad omdat deze is verricht naar aanleiding van strafbare feiten die op een eerdere dag waren geconstateerd en dat de aanhouding daarom niet had mogen worden verricht in opdracht van een hulpofficier van justitie, maar een beslissing van de officier van justitie had moeten worden afgewacht. Daarnaast heeft de raadsman gesteld dat ten tijde van die aanhouding geen redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van de verdachte bestond. Op grond van beide stellingen heeft de raadsman -kort gezegd- betoogd dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig was en dat de als het directe gevolg van die aanhouding door de beide kinderen afgelegde verklaringen niet voor het bewijs mogen worden gebezigd. Nog daargelaten dat de raadsman dit verweer niet heeft gevoerd bij de rechter-commissaris (zie het arrest van de Hoge Raad van 8 mei 2001, opgenomen in NJ 2006, nummer 587) is de rechtbank van oordeel dat het verweer op bedoeld punt moet worden verworpen. Uit het relaas van bevindingen van de verbalisanten [namen verbalisanten], in onderling verband en samenhang bezien, blijkt overtuigend dat er ten aanzien van de beide kinderen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. Uit het proces-verbaal van de verbalisant Van Hoof blijkt dat hij, alvorens hij tot aanhouding buiten heterdaad is overgegaan, contact heeft opgenomen met de dienstdoende hulpofficier van justitie. Laatstgenoemde heeft vervolgens toestemming gegeven, daar de beslissing van de officier van justitie niet kon worden afgewacht. De rechtbank is van oordeel dat deze handelwijze niet in strijd is met het bepaalde in artikel 54 van het Wetboek van Strafvordering, termeer niet nu de verdachte in een auto stapte en in de onderhavige situatie niet uitgesloten moest worden geacht dat deze auto zou gaan wegrijden, waardoor de aanhouding zou kunnen worden verhinderd. In het licht van het vorenstaande is het evident dat het optreden van de officier van justitie in die omstandigheden niet kon worden afgewacht. De raadsman heeft tevens, samengevat en voor zover relevant, betoogd dat de door de kinderen [namen medeverdachten 1 en 2] en de in de aangiften genoemde bedragen die gestolen zouden zijn, van elkaar verschillen. Bovendien sluit de raadsman niet uit dat er meerdere (groepjes) kinderen doende waren geld te stelen van bejaarden. Op in het dossier aanwezige fotoprints staan de kinderen [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2], én de tijdstippen waarop de opnamen werden gemaakt, afgebeeld. Hun aanwezigheid op tijdstippen rond de in de tenlastelegging genoemde feiten 1, 2 en 3 staat daarmee vast. De rechtbank stelt tevens vast dat uit het dossier noch op enige andere wijze blijkt dat er op bedoelde plaatsen en tijdstippen andere (groepen) kinderen zijn gesignaleerd, reden waarom de rechtbank aan het verweer van de raadsman voorbij zal gaan. Ook het gegeven dat andere bedragen worden genoemd door de kinderen en de aangevers/aangeefsters alsmede het gegeven dat de kinderen met betrekking tot feit 1 spreken van een vrouw, terwijl de aangifte van dat feit wordt gedaan door een man, zal de rechtbank passeren. Het is een feit van algemene bekendheid dat, zeker bij relatief jonge kinderen, herinneringen vervagen. Nu de kinderen geruime tijd na het plegen van de feiten zijn gehoord is het aannemelijk dat de kinderen andere bedragen menen te hebben gestolen dan door de aangevers is aangegeven. De aangevers daarentegen hebben kort na het plegen van de feiten aangifte gedaan. Om die reden gaat de rechtbank ervan uit dat de door aangevers genoemde bedragen juist zijn. Ook het feit dat de kinderen hebben verklaard een vrouw te hebben bestolen, terwijl in de aangifte sprake is van een man, wijt de rechtbank aan het feit dat de herinnering van de kinderen naar het oordeel van de rechtbank is vervaagd. De kwalificatie Het onder 1 primair, 2 primair en onder 3 primair bewezenverklaarde levert telkens op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als diefstal door twee of meer verenigde personen. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straf De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en onder 4 primair zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft primair gevraagd de verdachte vrij te spreken van de gehele tenlastelegging. Subsidiair heeft hij, in geval van een bewezenverklaring, de rechtbank gevraagd een eventueel op te leggen straf sterk te matigen. Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met: - de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving; - de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder ter zake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld; - de omstandigheid dat de verdachte zijn nog jonge minderjarige kinderen heeft gebruikt bij het plegen van strafbare feiten tegen oudere en kwetsbare personen. De toepasselijke wettelijke bepalingen De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. De vordering van de benadeelde partij Ter terechtzitting is het formulier, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [naam slachtoffer 4] zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd. Gelet op de omstandigheid dat de verdachte ten aanzien van het onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, kan de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] niet in haar vordering worden ontvangen. DE BESLISSINGEN: De rechtbank - verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij; - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en onder 3 primair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is; - veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van tien maanden; - beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; - beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot vier maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit; - verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 4], [adres slachtoffer 4], in haar vordering niet-ontvankelijk; - veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil. Dit vonnis is aldus gewezen door mr. W.A.P. Hillen, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en mr. B. Damen, rechters, in tegenwoordigheid van J.Th.G. Coenders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 november 2006.