Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC6685

Datum uitspraak2008-03-07
Datum gepubliceerd2008-03-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers304982 / HA RK 08 -178
Statusgepubliceerd


Indicatie

Wrakingsverzoek ingevolge artikel 513 Wetboek van Strafvordering. Heeft politierechter raadsman onheus bejegend door hem het woord te ontnemen toen hij trachtte een preliminair verweer te voeren en maakt deze bejegening dat de onpartijdigheid van de rechter jegens verzoeker in het geding is?


Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage Meervoudige wrakingskamer Wrakingnummer 2008/05 rekestnummer: 304982 / HA RK 08-178 parketnummer: 09/525552 datum beschikking: 7 maart 2008 BESCHIKKING op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge 513 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak van: [verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker, gemachtigde: mr. S. Karkache; tegen mr. [X], rechter in de rechtbank te 's-Gravenhage. 1. Voorgeschiedenis en het procesverloop 1.1 Verzoeker is gedagvaard om ter terechtzitting van 7 februari 2008 te verschijnen voor de politierechter van deze rechtbank. 1.2 Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting heeft de raadsman van verzoeker voorafgaand aan het voordragen van de zaak door de officier van justitie een verzoek gedaan met betrekking tot het oproepen van getuigen. De behandelend politierechter mr. [X], heeft meegedeeld dat de raadsman na het voordragen van de zaak het woord zou krijgen om het verzoek toe te lichten. De raadsman van verzoeker heeft daarop verzocht om een schorsing om met zijn cliënt te overleggen. 1.3 Na hervatting van het onderzoek heeft de raadsman meegedeeld dat hij zich onheus bejegend voelde door mr. [X] en dat hij om die reden de wraking van mr. [X] verzocht. Het onderzoek ter terechtzitting is daarop voor onbepaalde tijd geschorst en het wrakingsverzoek is voorgelegd aan de wrakingskamer. 1.4 Mr. [X] heeft schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek. Deze reactie is op 19 februari 2008 door de wrakingskamer ontvangen. 1.5 De officier van justitie, mr. [Y], heeft bij brief van 28 februari 2008 haar aantekeningen met betrekking tot de gang van zaken op de zitting aan de wrakingskamer gezonden. 2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek Op 3 maart 2008 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. A.K. Ramdas. Mr. Ramdas heeft het wrakingsverzoek namens mr. Karkache toegelicht. Mr. [X] en mr. [Y] zijn, na voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. 3. Het standpunt van verzoeker Mr. Karkache stelt zich - blijkens de door mr. Ramdas ter zitting gegeven toelichting - op het standpunt dat mr. [X] hem op de terechtzitting van 7 februari 2008 heeft belet een preliminair verweer te voeren. Toen hij trachtte dit preliminaire verweer toch te voeren, heeft mr. [X] hem het woord ontnomen en hem terechtgewezen, waarbij zij met een vinger naar hem gewezen heeft. Mr. Karkache stelt dat hij zich daardoor door mr. [X] onheus bejegend voelde. Deze bejegening maakt volgens mr. Karkache dat de onpartijdigheid van mr. [X] jegens verzoeker in het geding is. 4. Het standpunt van mr. [X] Mr. [X] heeft in haar brief van 18 februari 2008 te kennen gegeven dat zij niet in de wraking berust. Daarbij heeft mr. [X] zich op het standpunt gesteld dat zij - zoals te doen gebruikelijk - de officier van justitie eerst de zaak wilde laten voordragen alvorens het verzoek van mr. Karkache met betrekking tot de oproeping van getuigen ter discussie te stellen. Zij kan niet plaatsen dat de advocaat zich hierdoor onheus bejegend voelde. Nu het er niet van is gekomen het verzoek van mr. Karkache te bespreken of de zaak inhoudelijk te behandelen, ziet mr. [X] niet in dat er sprake zou kunnen zijn van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. 5. Het standpunt van mr. [Y] Uit de door de officier van justitie toegezonden aantekeningen blijkt dat op het moment dat zij het woord kreeg voor de voordracht van de zaak, mr. Karkache het woord heeft genomen om een verzoek met betrekking tot de oproeping van getuigen te doen. Mr. [X] heeft daarop aangegeven dat dit geen preliminair verweer was en dat de officier van justitie eerst het woord zou krijgen voor het voordragen van de zaak. Mr. Karkache heeft vervolgens gezegd dat hij wel een preliminair verweer had. Mr. [X] heeft hem daarom het woord gegeven voor het voeren van dat verweer. Daarop heeft mr. Karkache gezegd dat hij met zijn cliënt wilde overleggen, waarna mr. [X] de behandeling heeft geschorst. Na hervatting van het onderzoek ter terechtzitting heeft mr. Karkache nogmaals het woord gekregen voor het voeren van het preliminaire verweer. Op dat moment heeft hij geen preliminair verweer gevoerd, maar is hij teruggekomen op hetgeen voor de schorsing was voorgevallen. Vervolgens heeft mr. Karkache gezegd dat hij zich onheus bejegend voelde door mr. [X] en heeft hij haar gewraakt. 6. Beoordeling 6.1 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. 6.2 De wrakingskamer stelt voorop dat uit de bepalingen in het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het onderzoek ter terechtzitting in strafzaken (in het bijzonder de artikelen 270, 273, 283 en 284) blijkt dat, na het uitroepen van de zaak en het vragen naar de personalia van de verdachte, de officier van justitie eerst het woord voert voor het voordragen van de zaak. Dit is slechts anders indien de verdachte of diens raadsman een zogenaamd preliminair verweer wenst te voeren. 6.3 Uit het proces-verbaal van de terechtzitting noch de aantekeningen van de officier van justitie over die terechtzitting blijkt dat mr. Karkache, op het moment dat hij het woord nam, een preliminair verweer wilde voeren. Ook mr. Ramdas heeft desgevraagd niet kunnen toelichten welk preliminair verweer mr. Karkache wilde voeren. Blijkens de stukken is slechts sprake geweest van een verzoek om aanhouding ten behoeve van de oproeping van getuigen. Dat is geen preliminair verweer zoals bedoeld in artikel 283 van het Wetboek van Strafvordering. Nu van een preliminair verweer niet is gebleken, heeft mr. [X] mr. Karkache terecht het woord ontnomen om de officier van justitie eerst de zaak te laten voordragen. 6.4 Zelfs indien mr. [X] zou hebben gehandeld op de door mr. Karkache beschreven wijze, vormt dit geen grond voor wraking. Mr. [X] heeft een beslissing genomen die de orde op de terechtzitting betrof. Mr. Karkache was het met die beslissing kennelijk niet eens, waarna een woordenwisseling volgde. Het enkele feit dat mr. [X] dat - volgens mr. Karkache - in stevige bewoordingen heeft gedaan en daarbij met een vinger naar mr. Karkache heeft gewezen, geeft geen blijk van (de schijn van) vooringenomenheid van mr. [X]. Naar het oordeel van de wrakingskamer vormt de door mr. Karkache beschreven handelwijze van mr. [X] derhalve geen feit dat of omstandigheid die een objectieve vrees rechtvaardigt dat mr. [X] een vooringenomenheid jegens verzoeker of diens zaak koestert. 6.5 Naar het oordeel van de wrakingskamer doen zich ook overigens geen omstandigheden voor die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor een gebrek aan onpartijdigheid van mr. [X] dan wel de uiterlijke schijn daarvan, zodat het verzoek dient te worden afgewezen. 6.6 Derhalve zal als volgt worden beslist. 6. Beslissing De rechtbank: wijst het verzoek tot wraking af; bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek; beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan: • de verzoeker p/a zijn raadsman mr. Karkache; • de officier van justitie mr. [Y]; • de rechter mr. [X]. Aldus ter terechtzitting van deze rechtbank uitgesproken op 7 maart 2008 door mrs. H.S. Wiarda, C.J. Waterbolk en Y.J. Wijnnobel-van Erp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.L. Strop als griffier.