Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Waterleidingwet

 

Artikel 4
1
De eigenaar van een waterleidingbedrijf is gehouden zorg te dragen, dat de levering van deugdelijk leidingwater aan de verbruikers in zijn distributiegebied gewaarborgd is in zodanige hoeveelheid en onder zodanige druk als het belang der volksgezondheid vereist.
2
Wij kunnen bij algemene maatregel van bestuur in het belang der volksgezondheid bepalen aan welke eisen tenminste moet worden voldaan met betrekking tot:
a
de hoedanigheid van het door waterleidingbedrijven afgeleverde leidingwater alsmede de hoedanigheid van het leidingwater op het punt waar het ter beschikking komt voor gebruik;
b
de hoeveelheid van het door waterleidingbedrijven te leveren water en de druk, waaronder dit moet worden geleverd;
c
de inrichting van de bedrijfsonderdelen van waterleidingbedrijven;
d
het verrichten van werkzaamheden in waterleidingbedrijven;
e
het toezicht door of vanwege de eigenaar van een waterleidingbedrijf te houden op de toestand en de werking van het bedrijf, zomede op de hoedanigheid van het in dat bedrijf bereide water;
f
de vakbekwaamheid van het personeel van waterleidingbedrijven;
g
de voorlichting in hygiënisch opzicht van het personeel van waterleidingbedrijven;
h
de inrichting van en het toezicht op de aan het leidingnet van een waterleidingbedrijf middellijk of onmiddellijk aangesloten leidingen en toestellen;
i
de door de eigenaar van een waterleidingbedrijf bij de winning, de bereiding, de behandeling, de opslag, het transport of de distributie van leidingwater te gebruiken materialen en chemicaliën en de wijze waarop deze worden toegepast, met dien verstande dat de eisen met betrekking tot bij de distributie van leidingwater te gebruiken materialen slechts betrekking hebben op materialen die geen deel uitmaken van een gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;
j
het onderzoek dat de eigenaar van een waterleidingbedrijf verricht in geval niet wordt voldaan aan de onder a bedoelde eisen;
k
de informatie die de eigenaar van een waterleidingbedrijf verstrekt:
1
aan de verbruikers: over de kwaliteit van het te leveren leidingwater;
2
aan de verbruikers: indien de levering van leidingwater gevaar kan opleveren voor de volksgezondheid;
3
aan de eigenaars van percelen waaraan hij leidingwater levert, of aan de verbruikers: over te treffen herstelmaatregelen, ingeval, door een omstandigheid, te wijten aan het collectief leidingnet of de woninginstallatie, het leidingwater niet voldoet aan de onder a bedoelde eisen of de deugdelijkheid van het leidingwater anderszins is aangetast;
l
de kwaliteit van het water waaruit leidingwater wordt bereid, ingeval het water wordt verwarmd voordat het als leidingwater ter beschikking wordt gesteld.
3
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden vastgesteld, inhoudende de verplichting van de eigenaar van een waterleidingbedrijf onderzoekingen te verrichten met betrekking tot de hoedanigheid van het water dat door hem gebruikt wordt voor de bereiding van leidingwater.
4
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het de eigenaar van een waterleidingbedrijf verboden is leidingwater te bereiden uit oppervlaktewater dat niet aan bij de maatregel gestelde eisen voldoet. Daarbij kan worden bepaald dat het verbod niet geldt indien het water tevoren op bij de maatregel vastgestelde wijze is behandeld; de wijze van behandeling kan verschillend worden vastgesteld met betrekking tot water van verschillende hoedanigheid.
5
In afwijking van het derde en vierde lid kunnen bepalingen van de daar bedoelde strekking worden vastgesteld door Onze Minister, voor zover die vaststelling geschiedt ter uitvoering van bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
6
Bij algemene maatregel van bestuur worden gevallen aangewezen, waarin Onze Minister ontheffing kan verlenen van het bepaalde krachtens het vierde of vijfde lid. De ontheffing kan onder beperkingen worden verleend; aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. De ontheffing kan worden ingetrokken en de aan de ontheffing verbonden voorschriften kunnen worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken, een en ander overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels. Van een besluit met betrekking tot een ontheffing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
7
Voor de toepassing van het derde tot en met zesde lid wordt met een waterleidingbedrijf gelijkgesteld een bedrijf dat water uit oppervlaktewater inneemt teneinde dit aan een waterleidingbedrijf te leveren en wordt met de bereiding van leidingwater gelijkgesteld het leveren van water aan een waterleidingbedrijf ten behoeve van de bereiding van leidingwater.
8
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder oppervlaktewater niet verstaan zout en brak water alsmede water dat, alvorens voor de bereiding van leidingwater te worden gebruikt, in de bodem wordt geïnfiltreerd.
9
Onze Minister kan, indien naar zijn oordeel met het oog op het voorkomen of beperken van ernstig gevaar of dreigend ernstig gevaar voor de volksgezondheid een onverwijlde voorziening noodzakelijk is, na overleg met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, een regeling vaststellen van de in het tweede lid, onderdelen a, c tot en met e, en h tot en met l, dan wel in de artikelen 15c, 15d of 15e bedoelde strekking. Een zodanige regeling vervalt een jaar nadat zij in werking is getreden, of, indien binnen die termijn een algemene maatregel van bestuur ter vervanging van die regeling in werking is getreden, op het tijdstip waarop die maatregel in werking treedt. Onze Minister kan de termijn bij ministeriële regeling eenmaal met ten hoogste een jaar verlengen.
10
Onze Minister kan omtrent in een maatregel krachtens het tweede lid, onder i, geregelde onderwerpen nadere regels stellen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •